this one’s in Dutch – a translation will follow later on!
Horst Rickels is de afgelopen jaren als artistiek begeleider en componist betrokken geweest bij mijn onderzoek Grenzen van het Hoorbare. Ik heb veel aan hem gehad middels zijn begeleiding, adviezen, een prachtige compositie en de regie over de eindvoorstelling (die hopelijk voorjaar 2013 te zien en horen is in Nederland). Minstens zo mooi was het verhaal dat hij me vertelde over een bijzonder luisterervaring. Maar eerst even de actualiteiten: meerdere klankinstallaties van Rickels zijn nu te horen en te zien in ‘Horst Rickels – Verkenner van geluid en ruimte’ tijdens het November Music festival in ’s Hertogenbosch. Voor dit ‘retrospectief’ kreeg Rickels carte blanche om met oud en nieuw werk de ruimtes van het historische Kruithuis akoestisch tot leven te wekken. Met Joop van Brakel bespeelt hij daarnaast zijn beroemdste installatie, de Mercurius Wagen. Bovendien verschijnt er voor deze gelegenheid een overzicht in boekvorm van zijn werk, dat verkrijgbaar is via November Music.
Ik leerde Horst persoonlijk kennen in de jaren negentig, toen ik diverse workshops gaf aan wat toen nog de Interfaculteit Beeld en Geluid (nu: ArtScience) in Den Haag heette. In 1999 volgde een uitnodiging mee te doen aan de voorstelling De Bazuinen van Jericho van Rickels en Tjeerd Oostendorp. We ontwikkelenden de voorstelling gedurende een aantal weken in De Fabriek in Eindhoven, waar het door Rickels bedachte Trivento-orgel stond opgesteld. Ik had het voorrecht een deel van die periode in de Fabriek te overnachten. In de late uurtjes, als iedereen weg was, nam ik de gelegenheid te baat en ging improviseren op het Trivento orgel.
Rickels had het orgel zo ontwikkeld dat het in staat was kortstondige, voorbijgaande aspecten van de tonen van een orgelpijp, zoals de zogenaamde voorlopertonen, vast te houden. Normaal gesproken treden die tonen alleen heel eventjes op bij de aanzet tot de ‘echte’ toon, als een instabiel tussenmoment. Rickels’ langdurige fascinatie met de transformatie van het stabiele in het instabiele, vice versa, kreeg zodoende klinkend gestalte. Hij maakte het ongehoorde – en waarschijnlijk meestal ongewenste – hoorbaar. De complexe installatie, die ook bestond uit speciaal ontwikkelde hard- en software om de instabiele situaties vast te houden en bespeelbaar te maken, moest na de voorstelling weer afgebroken worden en verdween zoals veel van zijn installaties naar Rickels’ werkplaats. Ik herinner met wel dat hij me vertelde dat er een versie van dit orgeltype stond opgesteld, of zelfs permanent ingemetseld was, in de constructie van de ontvangsthal van een Japans kantoorgebouw. Want het is Rickels niet of niet alleen te doen om het zoeken van nieuwe of mooie klanken door middel van installaties en machines: het gaat hem er ook om de klinkende omgeving als zodanig te beluisteren als een compositie en deze, waar dat mogelijk of gewenst is, te transformeren met subtiele akoestische of muzikale ingrepen. Bovendien heeft hij als componist zijn installaties en andere geluidsbronnen verwerkt in prachtige filmmuziek, zoals in de succesvolle documentaire Four Elements van zijn dochter, de filmmaakster Jiska Rickels.
Het breken van het maagdenvlies in het oor
Horst is een begenadigd kunstenaar, hij was een geliefd docent – hij is net opgehouden met zijn docentschap aan de afdeling ArtScience – maar hij is ook een bijzondere verkenner van klank door de manier waarop hij luistert en reflecteert op de muzikale ervaring. En daarmee kom ik terug op een verhaal dat me enkele jaren geleden vertelde, tijdens een gesprek bij hem thuis over mijn onderzoek naar ‘grenzen van het hoorbare.’ Het betrof een bijzondere geluidservaring van zo’n 30 jaar daarvoor, waarvan hij de impact die het op hem had nog nooit met iemand gedeeld had. Dit was wat hij me vertelde:
Het was in het Appollohuis, ik denk dat het rond 1987 was. Ik ging naar het Apollohuis omdat Pauline Oliveros daar speelde. Ze speelde accordeon en ik speelde zelf ook accordeon. Iedereen ging zitten en het was heel rustig. Je hoorde buiten auto’s voorbijzoemen en Pauline speelde ontzettend ingetogen en in zichzelf verzonken een paar tonen. En ik dacht: wat speelt ze daar toch? Wat vervelend! Ik kende accordeonisten zoals Guy Klucevsek, dat was een enorme virtuoos. En Pauline deed dus bijna niets. Ze trok dat ding uit elkaar, dan kwamen er een paar tonen en dan de volgende. Ik begreep ook de akkoordopeenvolging niet. Wat speelt ze nou toch? Wat vervelend! Ik hoop dat het goed wordt. Ik begon mij al te vervelen, zo van: misschien moet ik maar naar huis… Ik was ook boos, want als ik niet begrijp wat iemand doet dan wordt ik ongeduldig en boos. Wat moet dat nou, wat is dat nou voor flauwekul? Dat gaat vaak vooraf aan datgene wat je dan plotseling … en toen, plotseling!, hoorde ik het fluiten… Ik hoorde een fluit en dacht: waar komt dat vandaan? Ik keek om mij heen om te zien waar het vandaan kwam, en toen merkte ik pas dat het van Pauline kwam, dus van die accordeon. En dat het volgende akkoord dat ze speelde een ander fluiten tot stand bracht, dus dat de compositie niet over de akkoorden of over de tonen ging die ze op de accordeon speelde, maar dat het als basis diende om iets anders tot stand te brengen wat zich in de lucht bewoog. Iets dat eigenlijk niet meer uit dat ding leek te komen, als het ware. Het maakte zich los uit de materie van de accordeon. En ik was steeds naar de accordeon aan het luisteren, maar het ging nog verder, weg van de grondtoon, ergens anders naartoe. Het zweefde als het ware in de ruimte rond. Wat er toen gebeurde is achteraf als het breken van het maagdenvlies in het oor. Dat gevoel … dat was echt een soort ontmaagding. Ik dacht: stomme idioot, heb je dat niet eerder gehoord! Achteraf was ik een beetje ontredderd … Na afloop was Pauline met mijn dochtertje aan het spelen. Ik was helemaal niet in de stemming. Terwijl zij achter elkaar aan renden zweefden bij mij die tonen nog rond. Dat was werkelijk een moment … een moment dat je niet vaak meemaakt. Dat je plotseling iets nieuws ontdekt.
Ik heb het nog nooit aan iemand verteld. In de eerste plaats probeer ik zoiets te koesteren in plaats van erover te praten. Audio-art kunstenaars waren veel met de boventonen en met de boventoonreeks bezig. Dus die praatten over het fenomeen, maar niet over hun ervaring. En dat is misschien in het algemeen het probleem. We proberen dat dan te begrijpen, dus het zit zo en zo in elkaar, maar het moment dat je het meemaakt is eigenlijk een heilig moment. Daar wordt je zo door geraakt dat je niet meer de oude bent. Er gebeurt iets met je. Hé, de wereld zit nog anders in elkaar dan ik dacht. En dat is een relatief heilig moment, zoals een geboorte van iets nieuws. Daar valt niet goed over te praten. Na zoveel jaar praat ik er over, maar ik praat meestal eigenlijk niet over wat muziek met je doet. Je kunt zeggen: ik vond het mooi of prachtig, of dáár hebben ze iets te hard gespeeld. Maar wat het met je dóet of met je gedaan heeft, dat is veel lastiger: breng het maar eens onder woorden. Dat is een intieme aangelegenheid eigenlijk. Het eerste horen of gewaarworden van boventonen was een heel intieme gelegenheid, omdat je denkt: ben ik wel goed? Word ik nou gek? Het was niet te plaatsen. Het is wezenlijk lichaamlozer, omdat het geen grondtoon meer heeft. De grondtoon is eigenlijk voor een groot deel het lichaam van de boventonen. Maar als je die niet meer hoort, dan ben je het lichaam kwijt, maar je bent ook nog het onderliggende lichaam kwijt, namelijk het instrument.
Dit is wel een van de mooiste omschrijvingen die ik ken van de ontdekking dat je boventonen als afzonderlijke klanken kunt horen ( het ging vermoedelijk om een concert van Oliveros op 15 Juni 1986, waarvan één stuk op de cd Apollo and Marcyas. Het Apollohuis 1980-1997. An anthology of new music concepts is opgenomen). Het zette bovendien het doel van mijn onderzoek, waar veel woorden aan te pas komen, in een ander daglicht. We waren het over eens dat er in de directe ervaring, zeker in de esthetische ervaring zoals van een live concert, iets bijzonders aan de hand is, iets ongrijpbaar dat alleen in dat moment zelf volledig en al tot zijn recht komt. Met grenzen van het hoorbare wilde ik aangeven dat wat ik ook doe als zanger, er zullen altijd aanzienlijke verschillen blijven tussen datgene wat ik me voorstel te doen en datgene wat elke luisteraar daadwerkelijk hoort. Zelfs op het niveau van de fysieke klank, nog zonder dat het over betekenissen, symbolen en emoties gaat, kunnen de verschillen aanzienlijk zijn, zoals Rickels’ zorgvuldig gekoesterde ervaring aantoont. Als Rickels inderdaad eerder was opgestaan en de zaal had verlaten, dan hadden Oliveros’ muzikale intenties hem nooit bereikt, ofschoon zijn oren wel de tonen met hun spectrale kleuringen hadden geregistreerd. Haar intenties ontgingen mogelijk ook anderen bij wie het ‘maagdenvlies van het oor’ niet gebroken is tijdens (of al voor) het concert. Het is hoe dan ook onwaarschijnlijk dat iemand anders dezelfde intense ervaring had als Rickels. Hoe Oliveros zelf met haar aandacht het stuk beleefde weten wij evenmin. We weten vrijwel zeker dat we daar nooit achter kunnen komen en dat die kloof tussen musicus en luisteraar altijd bestaat.
Het contrast tussen mijn langdurige onderzoek naar boventonen en timbre bij de menselijke stem, dat ik niet alleen als zanger maar ook als musicoloog/schrijver heb ondernomen, kon haast niet groter. Rickels’ koesterde zijn ervaring door de extreme terughoudendhoud in het delen ervan, terwijl ik gedurende een bijna even lange tijd poogde om al denkend en schrijvend door te dringen tot onbenutte potenties van boventonen en timbre voor de stem en het gehoor. Er was wel een belangrijk verschil: ik kan me niet een aha-moment voor de geest halen waarop ik de boventonen van mijn stem (of die van een ander) voor het eerste hoorde. De enige verklaring die ik ervoor heb is dat ik wist dat er een antwoord moest komen op mijn vraag ‘wat is klankkleur?’, die het vertrekpunt was dat mij uiteindelijk tot het boventoonzingen bracht. Toen ik boventonen hoorde was ik waarschijnlijk minder verrast. Het neemt niet weg dat Rickels zijn ervaring in een poëtische beeldspraak heeft omgezet die ik bijzonder toepasselijk vind voor dit aspect van de grenzen van het hoorbare.
Vandaag is de laatste dag om de geluidenwereld van Horst Rickels aan den lijve mee te maken!
Links:
November Music 2012
Video indruk van de geïnstalleerde werken door VPRO Eigentijds
Horst Rickels op V2, Rotterdam
En in De Fabriek, Eindhoven